Tagarchief: advocaat

Zoenende advocaat -update-

Gisteren schreef ik over een advocaat die door de Raad van Discipline in Amsterdam op de vingers was getikt omdat hij door het zoenen van een verdachte niet de afstandelijkheid in acht had genomen die van een advocaat wel verwacht mag worden. Dat het in het bewuste geval ging om een advocaat die goed bevriend was met de betreffende verdachte, deed er naar het oordeel van de Raad van Discipline niet toe.

Vandaag werd mij uit doorgaans betrouwbare bron duidelijk dat de betreffende advocaat in hoger beroep gaat tegen het oordeel van de Raad van 25 augustus 2010.

Het beroep zal worden behandeld door het Hof van Discipline in Den Bosch. De behandeling zal naar verwachting maanden op zich laten wachten.

Ik ben benieuwd of de advocaat gedurende die tijd zijn lippen op elkaar kan houden.

De zoenende advocaat

Een advocaat dient zich te gedragen zoals het een behoorlijk advocaat betaamt.

Maar wat precies binnen de grenzen van het betamelijke valt en wat daarbuiten is op voorhand niet altijd duidelijk. Daarom, en vanwege het feit dat een advocaat bij de uitoefening van zijn werkzaamheden in beginsel een grote vrijheid heeft om te handelen zoals hij denkt dat het goed is, komen er bij de raad van discipline, de tuchtrechter voor advocaten, nogal eens klachten binnen over advocaten waarvan wordt vermoed dat ze over de grens zijn gegaan.

Voor alle duidelijkheid, de grens van het betamelijke.

Volgens de Dikke van Dale betekent betamelijk: behoorlijk, passend.

Onlangs beoordeelde de raad van discipline een klacht van een hulpofficier van justitie. De klacht was gericht tegen een advocaat die zich op het politiebureau vervelend had gedragen. Wat was er gebeurd?

Agenten hadden een vrouw naar het politiebureau meegenomen van wie het rijbewijs ingenomen moest worden. Waarom dat nodig was blijkt niet uit de uitspraak van de raad maar ik heb reden om aan te nemen dat het om een verdenking van rijden onder invloed ging.

De verdachte had geen rijbewijs of ander legitimatiebewijs bij zich. In verband daarmee belde de verdachte een vriend; advocaat van beroep.

De vriend kwam korte tijd later met het rijbewijs van de verdachte naar het politiebureau en legitimeerde zich bij binnenkomst als advocaat waarna hij de verdachte in ieder geval heeft gezoend op haar wangen in aanwezigheid van de politie. Over wat er verder allemaal is gebeurd daar lopen de lezingen over uiteen maar feit is dat de advocaat, door de agenten omschreven als zeer recalcitrant, uiteindelijk het politiebureau is uitgezet.

Voordat de politie die maatregel nam werd van de advocaat eerst nog een blaastest afgenomen. Kennelijk werd vermoed dat het recalcitrante gedrag voortvloeide uit het overmatig gebruik van alcohol. De uitkomst van de blaastest bleek negatief. Dus positief voor de advocaat.

De raad van discipline die het gedrag van de advocaat moest beoordelen was helder in haar oordeel:

“De raad is van oordeel dat verweerder door het zoenen van de verdachte niet de afstandelijkheid in acht heeft genomen die mag worden verwacht van een advocaat die beroepshalve contact heeft met een verdachte, ook al is hij met deze persoon bevriend.”

Dus nog los van eventueel vervelend gedrag was de advocaat door zoenen de grens van de ongeschreven regels overgegaan.

Aan de advocaat werd de maatregel van waarschuwing opgelegd.

Slechts een waarschuwing, een oproep om niet meer te doen. Of beter, nooit meer een zoen.

Ik kan me niet herinneren ooit een verdachte te hebben gezoend. Maar mijn vrienden komen natuurlijk ook nooit op een politiebureau.

Smart thinking

Concurrentiebeding

Een arbeidsovereenkomst regelt vaak niet alleen de betrekkingen tussen een werkgever en werknemer gedurende het dienstverband, maar kan ook zien op de periode daarna.

In veel arbeidsovereenkomsten is een concurrentiebeding opgenomen. Dat zorgt er voor dat een werknemer na afloop van de dienstbetrekking niet zonder meer kan overstappen naar een directe concurrent van de werkgever. Mits schriftelijk vastgelegd met een meerderjarige werknemer is een dergelijk beding rechtsgeldig.

De meeste werkgever denken er voor het sluiten van een schriftelijke arbeidsovereenkomst met een directeur, manager of sales-agent wel aan om een concurrentiebeding te maken, maar vergeten dat er gedurende het dienstverband zodanige veranderingen kunnen plaatsvinden dat een eerder afgesproken concurrentiebeding niet meer geldt. Een concurrentiebeding dat bijvoorbeeld is overeengekomen met iemand die in het jaar 2002 als verkoopmedewerker in dienst is getreden, dient niet meer als rechtsgeldig te worden beschouwd als diezelfde werknemer in 2009 is doorgegroeid naar een functie van manager R&D en als zodanig zijn ontslag indient.

Dat terwijl een 20 jaar oude arbeidsovereenkomst op zichzelf wel geldig is om het bestaan van een dienstverband aan te tonen.

Het gerechtshof in Leeuwarden heeft onlangs nog maar eens bevestigd hoe belangrijk het is dat bij functiewijzigingen, andere afspraken omtrent een concurrentiebeding worden gemaakt.

Als een beding zwaarder is gaan drukken kan het zijn geldigheid verliezen.

Volgens de Hoge Raad-uitspraak Brabant/Van Uffelen uit 1979 moet bij een functiewijziging van een werknemer een nieuw beding worden overeengekomen als de wijziging in de arbeidsverhouding van zo ingrijpende aard is, dat het concurrentiebeding aanmerkelijk zwaarder gaat drukken. In zijn algemeenheid is niet te zeggen wanneer dat wel en wanneer dat niet het geval is.

Ook hier geldt het door juristen veel gebruikte adagium ‘dat hangt ervan af’.

De raadsheren uit Leeuwarden vonden uiteindelijk dat een functieverandering van hoofd bedrijfsbureau naar projectleider/calculator bij een bedrijf dat drijvende woningen (arken) bouwt, niet van zo ingrijpende aard was dat een nieuw beding op zijn plaats was.

De werkgever had geluk, de werknemer die bij een concurrent wilde werken mocht aan het oude beding gehouden worden.

Maar uit het arrest blijkt toch ook wel dat de werknemer (lees: zijn advocaat) niet erg goed beslagen ten ijs kwam. De vordering van de werknemer werd namelijk ook afgewezen omdat er geen enkele onderbouwing was aangedragen.

Wie stelt moet immers bewijzen.

En wie dat nalaat hangt zomaar in de touwen van de juridische boksring.

Verdediging

Op een dinsdagmorgen vroeg krijgt de politie een melding dat er een supermarkt in een klein dorp in Friesland is overvallen. De dienstdoende surveillancewagen in de regio spoedt zich ter plaatse.

Bij de plaats delict aangekomen staan een aantal supermarktmedewerkers buiten, voor het magazijn de politie op te wachten. In het magazijn treft de politie diverse huilende mensen aan, allemaal zeer ontdaan.

Nadat Slachtofferhulp was geïnformeerd om zich over de slachtoffers te ontfermen ging de politie op onderzoek uit in de supermarkt, die die ochtend nog niet open was geweest. Het was pas 7.30 uur.

In de buurt van de kassa’s lagen rollen tape op de grond. Iets verderop lag een aantal geldrolletjes en diverse tie rips. De deur naar een kantoor stond open. In het kantoor stond een kluis. En die kluis was leeggehaald.

Kort na de melding van de overval kreeg de politie van een getuige door dat bij de bewuste supermarkt 3 personen met bivakmutsen en donkere kleding naar een blauwe auto toeliepen die met piepende banden wegreed toen iedereen was ingestapt. De getuige was nog net in staat een deel van het kenteken te noteren. 14-KB-.. Alle politie-eenheden krijgen de opdracht uit te kijken naar de blauwe auto.

Uiteindelijk duurt het zo’n 15 minuten totdat de auto gevonden is en door 2 politiewagens en een motoragent stopgezet kan worden. Alle inzittenden worden door middel van de zgn. autoprocedure uit het voertuig gepraat.

In de auto zaten 4 jongemannen, de oudste nog geen 22 jaar oud. Naast de verdachten vond de politie in de auto nepvuurwapens, een stroomstootwapen, handschoenen, bivakmutsen, telefoons, losliggende kleding, tie rips en een tas met geld.

Alle inzittenden werden door de politie in verzekering gesteld en verhoord. Iedereen beriep zich op zijn zwijgrecht.

Uit de verhoren van de getuigen bleek wat er die ochtend was gebeurd.

Een van de supermarktmedewerkers zat ‘s-ochtends in zijn auto op de parkeerplaats op zijn collega’s te wachten. Volgens het veiligheidsprotocol mag een supermarkt niet door een enkel personeelslid geopend worden. Terwijl deze medewerker zat te wachten keek hij door de autoruit plotseling in de loop van een pistool. Onder bedreiging werd hij vervolgens door meerdere mannen gedwongen het magazijn te openen en het alarm uit te schakelen, waarna hij werd vastgebonden in het magazijn.

Andere personeelsleden die stuk voor stuk de supermarkt binnenkwamen werden door de verdachten opgevangen en eveneens vastgebonden. Uiteindelijk duurde de overval nog geen 1o minuten, ruim voldoende om de inhoud van een van de aanwezige kluizen mee te nemen.

Een van de verdachten vroeg mij als raadsman voor hem op te treden. Op basis van de beschikbare informatie en in afwachting van het volledige politiedossier vroeg ik mij af of er signalementen van de daders van de overval bekend waren. Of de politie de telefoons van de verdachten zou uitpeilen om te zien of ze in de buurt van de supermarkt waren geweest. Of het het in de auto aangetroffen geld op de een of andere manier aan de kluis van de supermarkt ‘verbonden’ kon worden. Of er sporen waren gevonden op de rollen tape die eventueel aan de verdachten toegeschreven konden worden. En of de verdachten een alibi hadden.

Na 10 weken voorarrest was het politieonderzoek nog volop gaande. Sommige vragen werden beantwoord. Er kwamen andere vragen bij. Maar het onderzoek liep door. Kennelijk was de politie er niet zeker van dat de in de auto aangetroffen heren de daders van de overval waren.

Zou dat terecht zijn?

Boem

Telefoon. Een oude bekende uit Friesland die behoefte had aan een advocaat. Zo dacht hij.  Iets met verkeersovertredingen.

Nadat ik van de rechtbank Leeuwarden het politiedossier kreeg toegestuurd moest ik toch goed nadenken wat te doen. Uit het proces-verbaal viel namelijk op te maken dat mijn oude bekende niets teveel had gezegd. Inderdaad had hij behoefte aan rechtsbijstand.

Wat was er gebeurd?

Begin januari, toen de sneeuw ons land bedekte, had de verdachte, laten we hem Henk noemen, een auto van iemand geleend. Op de route van de bibliotheek naar de supermarkt gleed in een bocht de achterkant van de geleende auto weg die daardoor op de andere weghelft terecht kwam. Boem. Een botsing met een Italiaanse middenklasser was het gevolg.

De Duitse bestuurder van de nietsvermoedende personenauto zag tot zijn schrik niet alleen dat een achterlamp stuk was maar ook dat de veroorzaker zijn weg vervolgde. Zou die dan niks gemerkt hebben?

Gelukkig voor de Duitser was de politie snel geïnformeerd en kon Henk via het kenteken en een telefoontje naar de eigenaar, getraceerd worden.

Henk bleek niet bepaald een first-offender. Zijn justitiële geschiedenis was, als het ging om verkeersovertredingen, indrukwekkend. Zeker gezien zijn leeftijd van net 29.

In 2002 had Henk zijn eerste politiecontact wegens rijden onder invloed. De rechtbank in Leeuwarden veroordeelde hem daarvoor destijds tot een geldboete van € 750,- en een jaar voorwaardelijke rijontzegging met een proeftijd van 2 jaar.

In 2005 werd Henk aangehouden en weer veroordeeld wegens rijden onder invloed. Ditmaal tot een geldboete van € 1.000,- en 9 maanden rijontzegging.

Een jaar later kreeg Henk een boete van € 300,- wegens een snelheidsovertreding; hij reed 43 km te hard.

In 2007 volgde er een veroordeling in verband met een overtreding van de Scheepvaartverkeerswet. Varen onder invloed leverde 3 maanden rijontzegging op en een boete van € 380,-.

Hetzelfde jaar volgde er een veroordeling wegens doorrijden na een aanrijding. Nog een keer 3 maanden rijontzegging en een boete van € 650,-.

Henk was erg hardleers en kreeg van de rechtbank in 2008 weer 9 maanden rijontzegging en € 750,- geldboete. Delict: rijden onder invloed.

Voor het CBR was toen de maat al vol. Er volgde een vorderingsprocedure en na een reeks bloedtesten en een psychiatrisch onderzoek werd het rijbewijs ongeldig verklaard. Henk mocht niet meer rijden. Dat hij voor zijn werk als chauffeur van een rijbewijs afhankelijk was, mocht hem niet meer baten.

Maar Henk ging toch rijden.

En hij verzweeg tegenover ouders, vriendin, vrienden en werkgever het verliezen van zijn rijbewijs.

Dus toen in januari opeens de politie op de stoep stond was het poot aan voor Henk.

Henk is gedagvaard om te verschijnen bij de politierechter in verband met 2 strafbare feiten. Zonder geldig rijbewijs mag je nu eenmaal geen auto besturen. En als je bij een ongeval betrokken bent mag je de plaats van dat ongeval niet verlaten zonder je bekend te maken.

Henk wist dat hij geen geldig rijbewijs had toen ik hem daarnaar vroeg. Maar op mijn vraag of hij destijds had gemerkt dat hij bij een aanrijding betrokken was geweest kwam het misschien wel veelzeggende antwoord: “Ik weet niet of ik me dat kan herinneren……”

Ik besluit de uitdaging aan te gaan en Henk juridische bijstand te verlenen.

Binnenkort…

Een nieuw decennium, een nieuwe lente en een nieuwe toekomst. Met ingang van 1 mei 2010 is KND Advocaten een feit. En we gaan het allemaal anders doen. Bijna allemaal…

Bij Google levert de zoekterm KND Advocaten nu nog de volgende mededeling op: Bedoelde u: kbd advocaten? Dat moet natuurlijk straks anders zijn. KND Advocaten, wat u ook onderneemt. Advocatuur in een nieuw jasje maar met dezelfde kwaliteit. Anders dan anderen.

Het is bijna 1 mei.

Recht op een advocaat

Onderstaande tekst is het pleidooi dat ik gisteren bij de rechtbank Alkmaar heb uitgesproken tijdens de behandeling van een kinderstrafzaak.
.

Aanhouding

De aanhouding van cliënt op 18 september 2009 is onrechtmatig geweest.

Er was geen sprake van een heterdaadsituatie op 18 september. De vrouw die de politie belde om te vertellen dat ze de jongens had gezien die bij haar aan de deur waren geweest, maakte melding van een strafbaar feit dat zou zijn gepleegd op 28 augustus 2009. Dat vertelde ze de meldkamer er ook bij. Expliciet zei ze dat ze op 18 september de jongens herkende die haar op 28 augustus hadden opgelicht.

Toestemming van de officier van justitie voor de aanhouding was er niet.

Er was geen sprake van een situatie waarin het optreden van de officier van justitie niet kon worden afgewacht.

Na aanhouding is niet zo spoedig mogelijk contact gezocht met de officier van justitie.

Aldus is er sprake van een onherstelbaar vormverzuim in het voorbereidend onderzoek in de zin van art 359a Sv.

Er is sprake van schending van een belangrijk strafvorderlijk voorschrift. Gezien de ernst van het tenlastegelegde afwegend tegen de ernst van het vormverzuim, ziet de verdediging maar een sanctie op dit verzuim: de verklaringen en bevindingen van het bewijs uit te sluiten.

Recht op consultatie advocaat

Er bestaat recht op rechtsbijstand bij minderjarigen voor het eerste verhoor door de politie. Dat recht is in dit geval geschonden.

Cliënt heeft bij zijn eerste verhoor aangegeven gebruik te willen maken van een advocaat. Dat was op 18 september 2009 om 20.49 uur. En, dat was niet omdat de politie verdachte wees op zijn recht om een advocaat te consulteren, nee, hij heeft dat uit eigen beweging gevraagd.

Op zich zit daar al een schending in van de Salduz-regel. De verdachte is niet tijdig gewezen op het recht op rechtsbijstand voor en tijdens de politieverhoren. Sterker nog, hij is er blijkens het proces-verbaal van 18 september 2009 helemaal niet op gewezen. Hij moest er zelf om vragen.

Onder verwijzing naar de arresten van de Hoge Raad van 30 juni 2009 (LJN: BH3079, BH3081 en BH3084) en de uitspraak van het gerechtshof Leeuwarden van 10 november 2009 (LJN: BK2773) betekent dat naar het oordeel van de verdediging dat de verklaringen van de verdachte moeten worden uitgesloten van het bewijs.

Dan is er nog de verklaring van 19 september 2009 om 11.15 uur. Nadat de verdachte zelf had gevraagd om een advocaat de avond ervoor is er geen advocaat ingeschakeld. Nee, de verdachte is naar zijn cel teruggestuurd en de politie is de volgende dag weer gaan verhoren. Terwijl men wist dat er geen advocaat was geweest bij de toen 15-jarige verdachte.

Ook dat is een schending van de waarborgen die Salduz en de Nederlandse verwerking daarvan van 30 juni 2009 hebben geprobeerd te brengen.

Toen de politie begon met verhoren, het tweede verhoor, is blijkens het proces-verbaal gewezen op de mogelijkheid om gebruik te maken van een advocaat. Maar dat was geen mogelijkheid. Dat was een plicht. Wederom een schending van de Salduz-regel.

De verdachte heeft in dat verhoor, blijkens de tweede zin, afstand gedaan. Nog afgezien van het feit dat de verdachte geen afstand heeft gedaan van zijn recht op rechtsbijstand van een advocaat voor en tijdens een verhoor door de politie, maar van de hem voorgehouden mogelijkheid, kan een minderjarige (van toen 15 jaar) geen afstand doen van het aan hem toekomende recht zonder dat aan een groot aantal waarborgen is voldaan. En van die waarborgen is hier niet gebleken.

Onder verwijzing naar de uitspraken van de rechtbank Amsterdam van 13 november 2009 (LJN: BK4115) en van de rechtbank Arnhem van 19 november 2009 (LJN: BK9636) wil ik hier namens de verdachte het volgende aanvoeren.

Een verdachte die door de politie is aangehouden kan aan artikel 6 van het EVRM een aanspraak op rechtsbijstand ontlenen die inhoudt dat hem de gelegenheid wordt geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen. Voor aangehouden minderjarige verdachten geldt dat zij tevens recht hebben op bijstand door een raadsman of een andere vertrouwenspersoon tijdens het verhoor door de politie.

De Hoge Raad heeft bepaald dat een aangehouden verdachte voor de aanvang van het eerste verhoor dient te worden gewezen op zijn recht op raadpleging van een advocaat. Behoudens in het geval dat hij uitdrukkelijk dan wel stilzwijgend doch in elk geval ondubbelzinnig afstand heeft gedaan van dat recht, dan wel bij het bestaan van dwingende redenen als door het EHRM bedoeld, zal hem binnen de grenzen van het redelijke de gelegenheid moeten worden geboden dat recht te verwezenlijken.

De verdediging is van oordeel dat een minderjarige aangehouden verdachte geen afstand van het consultatierecht kan doen. Een minderjarige kan zijn positie mogelijk minder goed overzien dan een meerderjarige en zou zich sneller dan een meerderjarige onder druk kunnen gevoelen om afstand te doen dan een meerderjarige.

Het recht van een aangehouden minderjarige verdachte op consultatie van een advocaat voorde aanvang van het eerste verhoor door de politie is, net als zijn recht op bijstand door een raadsman of een andere vertrouwenspersoon tijdens het verhoor door de politie, een fundamenteel recht dat ten aanzien van alle minderjarige verdachten in alle strafzaken geldt.

Na consultatie van een advocaat kan de minderjarige verdachte wel afstand doen van het recht op aanwezigheid van een advocaat of een andere vertrouwenspersoon tijdens het verhoor. Een advocaat kan immers tijdens de consultatie de positie van de minderjarige verdachte overzien.

Aan de rechtsbescherming van de minderjarige is met de consultatie van een advocaat voldaan. Indien de minderjarige verdachte afstand doet van het recht op aanwezigheid van een advocaat of een andere vertrouwenspersoon tijdens het verhoor, dient dit door de advocaat te worden bevestigd, door middel van een fax, dan wel door middel van een proces-verbaal waarin de verbalisant opneemt dat hij/zij de advocaat op dat tijdstip heeft gesproken en dat de advocaat daarin heeft verklaard dat het verhoor kan plaatsvinden zonder diens aanwezigheid.

De Hoge Raad heeft bepaald, dat, indien een aangehouden verdachte niet dan wel niet binnen redelijke grenzen de gelegenheid is geboden om voorafgaand aan het eerste verhoor door de politie een advocaat te raadplegen, dit in beginsel een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv oplevert.

Op grond van de rechtspraak van het EHRM moet worden aangenomen dat in gevallen waarvan hier sprake is, een belangrijk strafvorderlijk voorschrift of rechtsbeginsel in aanzienlijke mate is geschonden. Daarom zal het vormverzuim in de regel dienen te leiden tot uitsluiting van het bewijs van de verklaringen van de verdachte die zijn afgelegd voordat hij een advocaat kon raadplegen.

Tijdens het tweede verhoor heeft verdachte een formulier ondertekend waarin hij verklaart geen gebruik te maken van de mogelijkheid om van een advocaat gebruik te maken. In dat verhoor heeft hij een bekennende verklaring afgelegd.

Gelet op het feit dat verdachte geen afstand van het recht op consultatie voorafgaand aan het verhoor door de politie heeft gedaan en ook niet had kunnen doen en het feit dat verdachte in het onderhavige geval zijn raadsman niet eerder dan na afloop van het verhoor door de politie heeft kunnen consulteren, is sprake van een vormverzuim als bedoeld in art. 359a Sv. Dit dient te leiden tot uitsluiting van de verklaring van verdachte tot het bewijs.

Ten aanzien van de minderjarige en enige medeverdachte, geldt en gold exact hetzelfde als ten aanzien van de verdachte als het gaat om de aanhouding en het recht op rechtsbijstand. Ook van die verklaring mag geen gebruik worden gemaakt voor het bewijs. Er is sprake van “fruits of the poisonous tree”, rechtstreeks en via de derdenwerking die er uitgaat van de schending van artikel 6 EVRM.

Door de uitsluiting van de verklaringen wegens de onrechtmatige aanhouding en de schending van de Salduz-regel, resteert onvoldoende wettig en overtuigend bewijs om het tenlastegelegde bewezen te verklaren. Er dient vrijspraak te volgen.

Kinderen

Dit stukje gaat over kinderen. Niet alle kinderen maar alleen kinderen die met justitie in aanraking komen. Veelal vanwege betrokkenheid bij openlijk geweld, bedreiging of vernieling.

Bij ernstige feiten of als het gaat om kinderen met justitiële documentatie, in de praktijk vaak een strafblad genoemd, komt in een vroeg stadium de kinderrechter eraan te pas. Hoe gaat zoiets nu precies in zijn werk?

De politie heeft de bevoegdheid om een verdachte die de leeftijd van 18 jaar nog niet heeft bereikt, maximaal 3 dagen vast te houden op het politiebureau. Dat mag echter alleen indien er concrete, sterke vermoedens zijn dat iemand zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.

Gaat de politie tot een dergelijke inverzekeringstelling over dan wordt zo snel mogelijk de raad voor de kinderbescherming ingeschakeld zodat er over de verdachte gerapporteerd wordt. Justitie wil zo snel mogelijk de achtergronden van een jeugdige verdachte te weten komen. De kinderbescherming gaat daarom praten met ouders, school en andere betrokkenen.

Verder wordt er direct een advocaat ingeschakeld die de jongere van rechtsbijstand kan voorzien.

Een groot deel van de jongeren die in verzekering worden gesteld moeten binnen 3 dagen bij de kinderrechter komen. De kinderrechter beoordeelt dan of de aanhouding en de inverzekeringstelling rechtmatig waren.

Verder kan de rechter een jongere voor maximaal 14 dagen in bewaring stellen. En dat houdt in dat het voorarrest van de verdachte wordt verlengd.

Met dat laatste wordt door kinderrechters uiterst terughoudend omgegaan. Detentie wordt bij kinderen als een uiterst middel gezien. Waar mogelijk zal de rechter de jeugdige zoveel mogelijk zijn vrijheid teruggeven.

Maar er is een veel gehanteerde tussenweg.

De rechter kan de bewaring bevelen van een kindverdachte, maar tegelijkertijd die bewaring schorsen. De jongere komt dan vrij, maar wel onder een aantal voorwaarden. Veel gebruikte voorwaarden zijn:

– de verdachte mag zich niet schuldig maken aan een strafbaar feit;

– de verdachte zal meewerken aan een over hem uit te brengen voorlichtingsrapport;

– de verdachte zal zich houden aan de aanwijzingen die hem zullen worden gegeven door de afdeling Jeugdreclassering van Bureau Jeugdzorg;

– de verdachte zal zich houden aan een avondklok in die zin dat hij zich tussen 19.00 en 7.00 uur niet buiten de woning zal begeven.

Hierdoor kan justitie de vinger aan de pols van de jongere houden.

Een paar maanden later zal de jongere zich bij de kinderrechter definitief moeten verantwoorden voor het gedrag wat hem werd verweten. Volgt er een veroordeling dan zal de rechter een straf opleggen. Een straf die de maanden daarvoor eigenlijk al van toepassing was en waar de verdachte zich al aan heeft moeten houden.

Hier wordt nog maar eens het verschil tussen theorie en praktijk duidelijk. Het verschil tussen wet en recht.

Want waar in de theorie van het procesrecht een straf helemaal aan het einde van een strafproces komt, is dat in de praktijk eerder andersom is.  Men begint met straffen.

Technisch-juridisch kan tegen deze gang van zaken veel worden ingebracht. Maar uit pedagogisch oogpunt is er heel veel voor te zeggen.

Minderjarig

Volgens de wet zijn kinderen tot hun 18e verjaardag minderjarig. Daar zijn allerlei redenen voor die er in dit artikel niet toe doen.

Voor iedere andere leeftijdsgrens anders dan 18 zou ook best iets te zeggen zijn.

Kalenderleeftijd en gedrag zijn voor het recht niet belangrijk. De grens voor volwassenheid ligt nu eenmaal een dag na iemands 17e verjaardag. No matter what.

Soms is het zo dat minderjarigen als meerderjarig worden beschouwd. Daarvan kan onder omstandigheden sprake zijn in het strafrecht.

Zo werd de destijds 16 jarige Murat D. bijvoorbeeld als volwassene berecht en tot 5 jaar cel en TBS veroordeeld voor de moord op een conrector in Den Haag.

Ook het civiele recht kent zijn uitzonderingen. Minderjarigen die bijvoorbeeld een eigen zaak willen beginnen kunnen de rechter vragen om handlichting. Formeel ben je als minderjarige namelijk handelingsonbekwaam om rechtshandelingen te verrichten. Handlichting doorbreekt die regel. Ook in dat geval worden kinderen als meerderjarig beschouwd.

Allemaal voorbeelden van uitzonderingen op de rechtsregel dat kinderen geen 18 jaar kunnen zijn.

Maar hoe zit het met het volgende?

Zeilmeisje Laura Dekker gaat in hoger beroep tegen de uitspraak van de rechtbank in Utrecht waarbij haar ondertoezichtstelling is uitgesproken. Een van de argumenten, zo bleek uit dit artikel, zou zijn dat Laura ten onrechte niet als een meerderjarige is behandeld. Iemand die zo’n reis wil maken als Laura zou door de rechters als volwassene volgens de wet moeten worden gezien. Aldus haar advocaat.

Mijn eerste reactie zou zijn dat een dergelijk standpunt van de betreffende advocaat juridische nonsens is. Immers, als een kind voor de wet als meerderjarige wordt beschouwd, nog daargelaten dat 14 jaar wel erg ver weg ligt van de grens van 18 jaar, kan er per definitie geen ondertoezichtstelling volgen. Want volwassenen kunnen niet onder toezicht worden gesteld.

Welke doel de advocaat met zijn opmerkingen had is niet duidelijk. De achtergronden ervan laten zich slechts raden.

Is de advocaat door nu.nl goed geciteerd? Wat bedoelde hij precies met zijn opmerking omtrent de meerderjarigheid? Kent iemand voorbeelden van soortgelijke argumenten in jeugdzorggerelateerde zaken?

Wie het weet mag het zeggen.